Overzicht
dyslexie ► Home ►
PDF-versie ► Contact:
rhegie2@planet.nl
|
Gebruik zo veel mogelijk zintuigen.
Veel dyslectici hebben problemen met de auditieve discriminatie.
Ook als dit niet al te significant uit de orthopedagogische testen blijkt, is het vaak toch raadzaam er even
naar te kijken.
Naast een genormeerd
betekenisvol dictee nam ik meestal een
eigen uitgebreid dictee van onzinwoorden af.
Volgens de normale klank-tekenkoppeling en in
toenemende complexiteit, zo’n beetje op de manier als de Klepel dat voor
lezen doet.
Belangrijk bij zo’n dictee is dat er geanticipeerd wordt op eventuele problemen met assimilatie, perseveratie, sequentie, svarabaktivocalen, interferentie met
bestaande woorden e.d.
Het moet een behoorlijk lange lijst zijn om goed inzicht te
krijgen in de frequentie en in de vermoeidheidsfactor bij de leerling.
Bij het afnemen van het dictee is het uiteraard belangrijk de
leerling goed te observeren. Hoe kijkt hij, is hij gespannen, hoe is de
ademhaling?
Staan de ogen bij het luisteren naar boven, dan zoekt de
leerling vaak naar een bekend visueel woordbeeld. Staan de ogen wat naar
beneden, dan vindt hij het mogelijk een erg vervelende opdracht. (Zie elders op
deze site “De stand van de ogen’)
Een uitgebreide analyse van het dictee is nodig om tot een goede
begeleiding te komen. Soms blijkt er uit het dictee ook het een en ander over
de achterliggende problematiek.
Zo is het me bijvoorbeeld opgevallen dat leerlingen die als kind
buisjes in de oren hadden, nogal eens extra moeite hebben om de klinkers goed
uit elkaar te houden.
Leerlingen die een beugel hebben gehad, hebben soms extra moeite
met de klanken voor in de mond. Kinderen
die op drie- of vierjarige leeftijd vaak oorontsteking gehad hebben, hebben wel
eens meer moeite met de liquidae de zogenaamde molenaar-medeklinkers.
Etc.
Soms is ter verificatie van e.e.a. een extra dictee van normale
betekenisvolle woorden nodig.
In veel gevallen zal men een
individuele oefening voor de auditieve discriminatie kunnen maken.
De leerling moet wel gemotiveerd zijn om te gaan oefenen. Anders heeft het geen nut. Als een leerling echt wil, dan kun
je vaak erg veel vooruitgang boeken met een aanpak waarbij je zo veel mogelijk
zintuigen inschakelt.[1] Het is voor de leerling
motiverend als hij bij tussentijdse controles met een paar onzinwoorden merkt
dat hij veel nu minder fouten maakt bij het luisteren.
Aanwijzingen voor de oefening.
Een woordpaar c.q. woordtrio wordt 2 keer op een bandje of cd
ingesproken.
Dan volgt een pauze van 3 seconden.
Dan het volgende
woordpaar c.q. woordtrio.
De oefening wordt afgedrukt op lichtblauw, lichtgroen, grijs of
ecru papier.
Dat is vaak prettiger voor de leerlingen om te lezen.
Als de leerling ook moeite heeft met het onthouden van langere
zinnen, dan wordt aan het einde van de oefeningen ook een set zinnen in toenemende lengte
toegevoegd voor het trainen van het auditief bereik.
Als je de onderdelen van de individuele oefeningen per klank op
de computer bewaart, kun je na enige tijd heel snel een nieuwe oefening
samenstellen.
Dit geldt ook voor de opnames voor een cd.
Deze
oefening heeft betrekking op klanken die voor jou moeilijk in het
gehoor
te onderscheiden zijn.
Deze oefening met bijbehorend bandje op
15 verschillende dagen 1keer uitvoeren.
Daarna 1 keer per 2 maanden herhalen.
Oefening A
1. Luister
naar 2 woorden op het bandje (de cd) zonder op het blad te kijken.
Houd je ogen in de middenstand. [2]
2. Luister
nog eens naar de twee woorden en lees tegelijk de woorden
mee op het blad.
3.Druk op pauzeknop.
4. Herhaal
de 2 woorden terwijl je twee vingers op de keel legt om het verschil tussen
de f en
de v te voelen. (Resp. t en d).
5.
Af en toe Schrijf de 2 woorden met een vinger in
de lucht, terwijl je ze nog een keer
uitspreekt.
6.
Ga naar de volgende 2 woorden.
Medeklinkers stemloos –
stemhebbend
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. |
f. fatsoen fonkelen
fel
duif heeft helft lanterfanten handfrees fuik
fraast
* |
v. vat vonken
vel
duiven
hevig hel verlicht lantervanten * handvat vuik
* vraast
* |
Jouw verschillen
* onzinwoord |
|
|
|
|
|
1. 2. 3. 4. 5. |
t station ganten * helften smelten voortal
* |
d
stadion ganden * helden melden voordal * |
|
Oefening B
1. Luister
naar 2 woorden op het bandje ( de cd )zonder op het blad te kijken.
Houd je ogen in de middenstand.
2. Luister
nog eens naar de twee woorden en lees tegelijk de woorden
mee op het blad.
3. Zeg
de 2 woorden na. Let daarbij goed op het verschil in de mond, de keel en bij de lippen bij de
rood afgedrukte letters.
4. (Af en toe) Schrijf
de 2 woorden met een vinger in de lucht, terwijl je ze
nog eens uitspreekt.
5. Ga
naar de volgende 2 woorden.
medeklinkers
|
1. 2. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. |
m klimt mee
soms gomp * mantel gromt kolommen romp smeren slaam * ram verlamt verstomt |
n lint nee
ons gon-p
* nantel
* rond colonnes bron-p * sneren slaan ran * verbrand verstond
|
* onzinwoord |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1. 2. 3. |
m druvemtal * poump * revemlak * |
-- druvetal * poup * revelak * |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1. 2. 3. 4. 5. |
m drijvemtak * paamp * rubemlak * pooms * pmolk * |
r drijvertak * paarp * ruberlak * poors * prolk * |
|
|
|
|
|
|
1. 2. 3. 4. 5. |
k kokluin * pokken rastok * veksan * hijkdur * |
p kopluin * poppen rastop * vepsan * hijpdur * |
|
|
|
|
|
|
1. 2. 3. 4. |
n speutelan * tinkelron * smilluitun * vinnen |
ng speutelang * tinkelrong * smilluitung * vingen |
|
|
|
|
|
|
1. 2. 3. 4. |
-- torensla * mikschruif * bevrolg * geroemste * |
t (d) torentsla
* mikschruift * bevrolgt * beroemdste |
|
|
|
|
|
|
Etc. medeklinkers
klinkers
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. |
oo hooi rooien doog * nabootsen bloot rood doompen * dolen |
o hoi
Roy
dog
* botsen blot
* rot dompen * dollen |
|
|
|
|
|
|
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. |
eu deur geul weur * deuk ponsteun * beunhamp * geustak * |
uu duur guul * wuur * duuk * ponstuun * buunhamp * guustak * |
|
|
|
|
|
|
1. 2. 3. 4. 5. |
u tadug
* torrug
* bleimul * gimstrum
* buttees *
|
e = ü tadeg
* torreg
* bleimel
* gimstrem * bettees * |
e tadeg
* torreg
* bleimel *
gimstrem * bettees * |
|
|
|
|
|
C Oefening voor het auditief
geheugenbereik.
A.
1.
Luister naar een zin op de band. Dek de gedrukte zinnen af.
2.
Zet de recorder op pauze.
3.
Herhaal de zin letterlijk.
4.
Controleer op het blad of je de zin goed hebt herhaald.
5.
Volgende zin.
B.
Maak
eventueel zelf groepjes nieuwe zinnen die steeds langer zijn.
De
zinnen moeten te maken hebben met je opleiding.
(Tot
maximaal 35 woorden)
Neem
de zinnen op een band op.
Doe
de oefening op dezelfde manier als bij A aangegeven staat.
Hier volgen dan setjes van
4 zinnen die steeds een woord langer zijn
(11 woorden – 24 woorden)
en die op de band / cd zijn ingesproken.
Het belangrijkste is dat de leerling goed de verschillen tussen de klanken leert voelen. Dat geeft vaak het beste
houvast.
De stemhebbende – stemloze opponenten staan aan het begin van de
oefening, omdat je hiervan sommige erg lang kunt aanhouden. Zo kan de leerling
het verschil beter voelen.Dit geldt ook voor de m en de n. Hij kan al oefenende de klanken steeds korter maken, en zo steeds subtieler leren
voelen.
Het hangt van de leerling af, hoe hij het verschil voelt. Als hij maar in het hele rijtje steeds hetzelfde verschil voelt.
Soms moet je even met de leerling ‘zoeken’
Dan kan het boek :G. Van Maele ‘Handleiding bij de uitspraakleer’
uitkomst bieden. Hier staan hele rijtjes met verschillen in.
Een ander boek dat wel eens handig is om te raadplegen is:
‘Logopedie voor onderwijsgevenden van Drs. Mieke Pronk-Boerma
ISBN 90-244-1289-7
Sommige leerlingen voelen heel goed verschil in hoe een klank door het lichaam trilt
als je hem flink aanhoudt. Later voelen ze ook subtielere
trillingen.
Voorbeeld van klanken die je goed kunt aanhouden:
oo: o: ie: m: n : ng: |
trilt richting achterhoofd trilt vanuit borst richting mond trilt vanaf hoofd langs rug naar beneden trilt naar beneden tot in de voeten trilt tot in de top van de neus vibreert bij nek etc. |
Veel leerlingen krijgen zo plezier in de klanken. Zo werkt iets
wat eerst blokkeerde, nu juist ontspannend. Ze hebben vaak al snel het gevoel dat ze meer greep op het
klankproces krijgen.
Een leuke oefening om het verschil tussen de m en
de n te ervaren is de
volgende:
bij het aanhouden van de m ben je niet zo gemakkelijk om
te duwen als wanneer je de n aanhoudt.
Anekdote. Een oosterse yogi zei ooit: “Een oosterse monnik duw
je niet zo gauw om want die eindigt zijn gebed met Om ( dus met een lange M.)
Een westerse monnik duw je zo om, want die eindigt zijn gebed met Amen (dus met
een N).”
Wat betreft de klinkers en klinkercombinaties volgt hier een overzichtje van de belangrijkste verschillen die je kunt voelen.
voor naar midden
ie
– ee – uu – i – eu –ei – e
midden
u
– ui – aa
achter
a
– o – oo –ou – oe
*) plek is bij benadering. Afhankelijk van de medeklinkers
erachter kan de plek iets verschuiven.
kin laag
aa
a
o
e
kin laag tot midden
eu
kin midden
i
u
ee
oo
kin hoog
ie
uu
oe
o a i u e |
lippen beetje meer gerond dan bij meer naar achter dan bij mond minder ver open dan bij mond iets meer gesloten dan bij iets meer naar achter dan bij tong vlakker dan bij mond iets minder breed dan bij kin lager dan bij tong vlakker dan bij mond minder gestulpt dan bij kin lager dan bij |
oo aa
ie uu ee |
Tweeklanken articulatie
ui midden
gerond
tamelijk
gesloten
halflang
ie voor
gesloten
kin
hoog
tongmassa
naar voren
breed
halflang
ei / ij voor
ongerond
kin
ca. midden
eu half gesloten
voor
half
lang
kin
midden – laag
oe
achter
gesloten
kin
hoog
ou achter
gerond