Wim Rhebergen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Home

Interviews

 

Contact: rhegie1@planet.nl

 

 

 

Scannen0013

 

Mr. Eppo van Veldhuizen, Fugger en Rilke tegelijk

 

 

 

 

 

 

 

Hij maakt het bombardement van Rotterdam mee,

is oud-burgemeester van Fijnaart en Heijningen, Dronten en Oss,

is dichter en schrijver.

 

 

 

Inhoud

Hantum

Rotterdam

Naar het gymnasium

Student in Leiden

Intermezzo

Helga Gärtner

Burgemeester Fijnaart en Heijningen 1965 - 1972

Burgemeester van Dronten 1972-1980

Burgemeester van Oss, oud en nieuw, 1980-1996

Na het burgemeesterschap

 

 

 

Scannen0008

 

 

Een foto, voorjaar ‘36

 

Kijk, Sterre, de krokusjes

vlakbij de stam van de oude boom

voorjaar is het daar

net als nu

en toch al lang geleden.

 

Kijk, Sterre, het hek met die scherpe punten

waar dat jongetje links naast z’n zusje

met dat mutsje in viel - dat deed pijn

net zoals toen jij viel

net als toen

en toch al lang geleden.

 

Kijk Sterre, daar komen ze aan

uit het lichtende land, vier kindjes

in hun dorp, hun kleine, stille, Friese

hun vitale dorp

zou pappa zeggen

net als nu

en toch al lang geleden.

 

Wie is die moeder, Sterre

die lange, lieve, ingepakte?

De mamma van opa is het

de oma van pappa werd ze

en wie is dat jongetje dan

aan haar hand

met dat trommeltje?

Dat is opa, hij kijkt

naar een auto, een mooie

net als nu

en toch al lang geleden.

 

Zo springt een foto, Sterre

over een hek met punten

en over zesenzestig jaren

later Sterre, later

zestig jaar later laat je misschien

diezelfde foto

je kleinkindjes zien.

 

Gemaakt voor kleindochter Sterres poesiealbum, in het dorp Nieuwkoop, in 2002

door opa Eppo van Veldhuizen, bij een foto uit het Friese Hantum.

 

Hantum

 

Ik loop de oude loop

alleen - nu volgen niet, noch gaan er voor

de and'ren in de stoet zoals tevoor -

de oude kerk, de terp, het wijde land

die nemen me nu bij de hand,

ik volg hun spoor.

 

Nog dicht naar toen: de Grote Steeg,

de kleine huizen één voor één,

hun vergezicht:

het bouwland over en de vlakke landen,

ik voel het bolletje van deeg

weer rollen tussen kinderhanden.

 

Hek, Hantums hart,

de pastorie, vertrouwde bomen,

beneden statig goed, de boerderij,

waakhond voor het dorp en dromen:

er staat een silo bij,

verandering en toch

in Hantum kan de rust nog komen.

 

In de steeg gaf bakker Velink kinderen deeg, waar ze balletjes van maakten.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bep_van_Klaveren

 

Bep van Klaveren

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

razzialefevredemontignylaan

 

Razzia in Rotterdam, Lefèvre de Montignylaan

 

 

 

 

Inleidend

Hij is een dynamische, inspirerende man, die het ene verhaal na het andere weet te vertellen, met een indrukwekkende kennis van feiten en achtergronden. Hij heeft een feilloos geheugen voor namen en details.

Hij is iemand, die midden in zijn verhaal een lied gaat zingen ter illustratie van zijn verhaal.

Hij is kritisch en volhardend, een vechter. Hij zet zich in voor de zaak waarvoor hij staat.

Hij is een bewogen man, iemand die meeleeft met de mensen om hem heen. Hij schrijft gedichten, verhalen en artikelen en drijft daarbij soms de vriendelijke spot met de onzinnigheid in deze wereld.

Hij zegt:"Mijn vrouw zei me dat ik niet tegelijk Fugger en Rilke kon zijn. Fugger was de naam van een Duits handels- en bankiersgeslacht, dat in de 15e eeuw een enorme rijkdom wist te vergaren en Rilke kennen we als groot poëet, die leefde van 1875 tot 1926. Ze heeft gelijk. En toch ben je als burgemeester een beetje Fugger en Rilke tegelijk."

Aan het woord is Eppo van Veldhuizen, Fugger en Rilke tegelijk.

 

Hantum

 

"In Groningen stad ben ik geboren. Diep in mijn hart ben ik eigenlijk een dorpsjongen, die nog steeds verknocht is aan Hantum, een vlek in het Friese landschap, niet ver van Dokkum. De eerste vier jaar van mijn leven heb ik er gewoond en het kleine dorp is me steeds dierbaar gebleven.

Mijn moeder, Anita Harkema, koos ervoor in Groningen te bevallen, omdat de geboorte van mijn drie jaar oudere zusje Berthy moeilijk was geweest.

Zij kwam daar oorspronkelijk vandaan en haar ouders woonden in Assen. Haar schoonvader, mijn grootvader dus, was in Groningen hoogleraar theologie.

Ik werd 16 juni 1933 geboren, in het Diaconessenhuis.

Mijn vader, Gijsbert van Veldhuizen, was predikant in Hantum. Op de foto kijk je vanuit de pastorie de dorpsstraat in.

De foto is in het voorjaar van 1936 genomen en je ziet de krokussen in onze tuin bloeien, de nog kale beuk en het fraaie hekwerk met de scherpe punten.

Je ziet mijn moeder met links mijn ruim één jaar jongere zus Marietje en rechts een jongetje met een trommel.

Dat jongetje ben ik. Verder zie je op de foto Berthy, de oudste en Adriaan, mijn ruim één jaar oudere broer.

Mijn ouders hebben negen kinderen gekregen. Onno was de laatste. Hij stierf in 1949, negen maand oud.

We hebben als kinderen nog veel contact, meer dan toen we werkten. Met sommigen zelfs wekelijks, met Willemien, de vijfde, bijvoorbeeld.

Ook zie je op de foto de trots van mijn vader, de Chevrolet. Het was wat in die tijd om een auto te hebben! In de verte zie je nog de garage van Bouke Weinmakker (wagenmaker), die eigenlijk Stelma heette. Mijn vader en Bouke Weinmakker waren de enigen in het dorp, die toen een auto hadden.

Deze foto is een familiedocument. Ik heb door deze foto geïnspireerd een versje voor het poëziealbum van mijn kleindochter Sterre gemaakt."

 

Simmer twatûzend

"Ja, ik kom er nog steeds. Ik was er simmer twatûzend (zomer 2000), toen de echte en onechte Friezen in den vreemde, werden uitgenodigd om het oude land opnieuw te bezoeken. Dankbaar heb Ik van de uitnodiging gebruik gemaakt. Ik mocht in de oude pastorie slapen, die overigens al lang niet meer als pastorie fungeerde - de ontkerkelijking had ook daar toegeslagen.

Er was meer veranderd. Er waren geen winkels meer, geen kruideniers, geen bakkers, geen smid, geen wagenmaker. Alleen de kerk was gebleven. Mijn ouders zijn beiden op het kerkhof van Hantum begraven, aan de voet van de kerk. Dat was hun wens. Mijn zwager Hans heeft een mooie steen ontworpen, met de tekst: Verbi divini minister, bedienaar van het Goddelijke woord.

Later liep ik weer over het kerkhof, nu samen met mijn vrouw en zag iemand voor de kerk staan.

Ik vroeg: "Mag ik even in de kerk kijken?"

Ja, dat mocht wel.

Ik zag boven in de kerk het orgel en vroeg of ik naar het orgel mocht. Ja, dat mocht ook wel.

"Mag ik even spelen?"

Hij vond het goed. Ik speelde enkele liederen en vroeg toen: "Speelt u ook?"

"Ja", zei hij, "Ik ben de organist."

Hij ging achter het orgel zitten en speelde uit de bundel van Woensel Kooy en Johannes de Heer, liederen die door de officiële kerk altijd systematisch waren genegeerd, maar bij het volk geliefd waren. Ik was geëmotioneerd. Hij speelde, ik zong en mijn vrouw luisterde beneden in de kerk. Het was een van de mooiste concerten die ik ooit heb meegemaakt."

 

Rotterdam

"In 1937 verhuisden we naar Rotterdam. Mijn vader werd als predikant beroepen in Kralingen.  Het was voor hem geen onbekend terrein: zijn moeder, die in 1934 was overleden, kwam er vandaan en haar zuster (tante) Anna en broer Wim woonden er nog steeds.

We woonden in de Waldeck Pyrmontlaan op nummer 13, tegenover de meisjes-HBS. Het huis staat er nog steeds. Het was een goed huis. En toen brak de oorlog uit.

Op de vijfde dag van de oorlog bombardeerden de Duitsers Rotterdam.

Hoe jong je ook bent, zoiets blijft in je ziel en als die aangeraakt wordt, blokkeer je. Jaren later, in 1979 - ik was inmiddels burgemeester van Dronten - moest ik de eerste Vietnamese bootvluchtelingen verwelkomen. Onverhoeds kwam de vraag naar me toe of ik ooit zelf gevlucht was. Ik heb er in 1999 over geschreven."

 

Het fluiten van de bommen. We hadden het nog nooit gehoord en wisten het toch. Het kwam dichterbij. Tante Anna had, vooruitziend, haar kelder gestut. Daar zaten we, zes kinderen, vader, moeder, tante Anna en Nel, haar oude dienstbode. Boven ons stonden flessen spuitwater – heerlijk in de limonade – en weckpotten op de planken. Daarboven woedde iets anders. Onvermoed en bedreigend. De inslagen kwamen dichterbij; heel dichtbij “Hoor je dat fluiten’, zei ik en een paar angstige tellen erna was er een hels lawaai. Het huis schudde, het beefde, bezweek, zo leek het. Boog voor onbekend geweld. Alle flessen en potten vielen knallend en brekend voor ons, op ons. “Dit gebeurt er – ik citeer nu m’n vader – dat ineens de diepe muren van onzen kelder leven gaan, buigen, zich krommen als een dier in nood, haast bezwijken en weer terug veren”.We waren nu als huilende kinderen bij, rondom en op die vader vooral,die – ja, werkelijk toen ook kon bidden. We zongen, ja waarachtig – we zongen ‘De Heer is mijn herder’. Maar niet lang. We vluchtten, tien mensenkinderen in een Chevrolet. Vlak voor Vijverlaan 39 was een bom gevallen. Water spoot huizenhoog. Iets verderop brandde het – een voltreffer. Vluchten, naar de polder. Straten waren versperd, opgebroken. Drommen mensen,vluchtend, zenuwachtige, radeloze, doelloze soldaten die die wagen wilden aanhouden. We kwamen aan in een huis aan de Kralingseweg, vlakbij het kerkhof Oud-Kralingen, van een gemeentelid dat zelf weer gevlucht was. En binnen de kortste keren speelden we als kinderen met de uitbundigste pret ons spel – een kruiwagen met zacht rollend luchtbandwiel, een erf, een nieuwe wereld. Vergeten die ellende – wel die hemel, die zon die je niet meer zag op die stralende dag – tot in Utrecht  zagen ze het, hoorde ik later – vliegtuigen die angstig groot en laag over vlogen, soldaten die met geweren dreigden om vaders auto te vorderen, de enorme, onvoorstelbare rookwolken. Dolle, onbekommerde pret, ook. Kinderen incasseren heel veel en gemakkelijk.

................

Was ik ooit gevlucht? Ja, toen, die wilde rit door dat kleine stukje Kralingen. Ik schreef er iets over op. Ik zag weer de van alles en alles berooide meneer en mevrouw Baan wanhopig, hinkend, huilend met een kinderwagen onze tuin inkomen de volgende dag, de familie van Egmond, onze werkster Margje Slieker met haar gezin. Ik schreef iets, zonder emotie. Maar toen ik dat zou uitspreken, viel ik stil. Dus toch. Het wordt ook niet minder. Berthy, mijn oudste zus, droomt er nog van. Ze wordt in juli 70.

 

Mijn vader

"Mijn vader was predikant en ook schrijver. Hij trad daarmee in de voetsporen van zijn vader, dominee, theoloog en hoogleraar. Hij schreef theologische werken zoals 'Twaalf bij Eén' en 'Schetsboek bij de catechismus' en romans: 'De uil op de toren' en 'De zebra in de serre'.

Met de populaire volksschrijver Willem van Iependaal schreef hij: "De trap", een boek in dialoogvorm.

En hij schreef wekelijks in de Rotterdamse Kerkbode en in het dagblad De Rotterdammer over zijn eigen Rotterdam, de volkswijk Crooswijk , waar hij zich zonder ophouden als wijkpredikant voor de mensen inzette.

Hij maakte deel uit van de eerste redactie van De Hervormde Kerk, de voorganger van het latere bekende weekblad 'Hervormd Nederland', dat in de jaren tachtig ter ziele ging.

Hij schreef doorgaans zelden over zijn eigen persoonlijke ervaringen, maar 'Zeven dagen Rotterdam' is daarop een uitzondering. Hij beschreef nauwlettend wat ons in die begindagen van de oorlog was overkomen. Hij schreef het op de Lariks, het grote landhuis in de bossen nabij Assen, waar mijn grootouders van moeders kant, Eppo Harkema en zijn vrouw Bertha Schoneboom, woonden. Hij had er een eigen kamer en als we buiten speelden, hoorden we hem op de typemachine ratelen. De Lariks was voor ons een klein paradijsje, besloten, veilig, vertrouwd. Een citaat:

 

De deuren van de vestibulekasten klikten er hun metalen klik – het klonk me als muziek in de oren. Het geurde er – eikenhout en warme lopers op de trappen, bloemen overal, ook op een royale overloop. Grote staande klokken tikten er de tijd weg. Vooral een Duitse  Standuhr uit Bremen met Big-Ben-slag verwelkomde ons. Hij stond op de tweede verdieping. Daar sliepen we en nog beter als we die klok hadden gehoord. Op het dak hing een klokje. Oma luidde die bel, als het heerlijke eten bijna klaar was. Van alle kanten kwamen we dan uit het bos, uit de moestuin, van de weiden aangerend. Op m’ n zesde zag ik daar boer Haaies al koeien melken. Trek hadden we op de Lariks. Honger mochten we van oma niet zeggen. Voor het grote huis stond een klein koepelhuisje. Daar mochten we spelen. Ik had er m’n tuintje. In de serre hielden Adriaan en ik kerkdiensten. Ook collectes, opa gaf een kwartje: een aanzienlijke aanvulling op ons zakgeld, 5 en 2,5 cent per week. In het bos liepen we soms spiernaakt: een half verboden en heel opwindend spel.

 

"Wij speelden in alle vrijheid ons spel, terwijl vader bezig was om onze oorlogservaringen op papier te zetten. Het boek werd uitgegeven bij Callenbach in Nijkerk en kreeg 4 drukken. Dr. Lou de Jong zou er later uit citeren."

 

Nederland was in oorlog

"Nederland was in oorlog, Rotterdam was platgebombardeerd en zoals men in Nederland spreekt over het puin, spraken  en spreken we in Rotterdam over de puin. Tussen Kralingen en Rotterdam-West lag een onafzienbare puinvlakte, waarop wij ons speelterrein hadden. We klommen in oude schoorstenen, wat levensgevaarlijk was en voerden veldslagen met elkaar. De ene school  tegen de andere. De stenen waren onze wapens. "Geef tik", riep de een tegen de ander, en als je dan tik gaf, kon je er meer dan één terug krijgen.

We waren jong en ons niet van de oorlog bewust, maar de manier waarop we leefden, was getekend door de gewelddadige geest van de tijd. Ik was naïef.  Toen mijn vader in die meidagen me vertelde over de strijd, die de Duitsers voerden met de geallieerden, zei ik zelfverzekerd dat de Duitsers die wel moesten verliezen, alleen tegenover ons, de Engelsen, de Fransen en de Belgen."

 

Meneer van der Neut

"Ik ging naar school. Het eigenlijke schoolgebouw aan de Oudedijk was door de bezetter gevorderd.  Wij hebben in heel wat gebouwen gezeten.

Zo kregen we ook les in de consistorie van de Hoflaankerk, verderop aan de Oudedijk, hoek Hoflaan, in Kralingen, de kerk waar mijn vader op de kansel stond.

Die vierde klas met meester Van der Neut is mij bijgebleven, meer dan de eerste drie schooljaren, waarvan ik me veel minder herinner. Meester Van der Neut was een lange, jonge man, streng doch rechtvaardig en een fantastisch goed onderwijzer. Hij woonde op kamers en had een verloofde. Zijn voornaam kenden we niet, maar dat was gewoon. Als hij zich over ons heen boog, roken wij een vreemde, enigszins bedompte lucht.

Hij placht staande met één vinger op het harmonium de melodieën van psalmen en gezangen voor te spelen. Ik weet nog goed hoe op een gegeven moment dat harmonium er niet meer stond. Hij zei met een zeker leedwezen in zijn stem: "Het orgel is weg, ik weet niet waar het is gebleven."

Maar ik wist het wel. Het verdwenen harmonium stond bij ons thuis. Het was van tante Anna. Ik had het op mijn verjaardag gekregen. Ik durfde niets te zeggen. Het harmonium heb ik nog steeds en er wordt nog steeds op gespeeld. Toen we op een gegeven ogenblik gingen verhuizen, heeft mijn jongste broer Remmers nog een tekst over het orgel gemaakt op de melodie van "O alte Burschenherrlichkeit, wohin bist du entschwunden?" 

 

Het orgel gaat bij ons vandaan,

twee trappen naar beneden.

Van 't Hof,  die sjouwde zich een puist,

maar 't heeft er niet onder geleden.

 

refrein: O orgel, moge' uw tonen,

nog lang dit huis bewonen.

 

Van 't Hof was een oud-bokser, collega van Bep van Klaveren, die in 2007 verkozen is tot de 'grootste Rotterdammer'. Ze kwamen beide uit dat Crooswijk. De klanken van dat instrument zouden me  vanaf dat moment in 1943 mijn hele leven blijven vergezellen en plezier geven.

 

Van meneer van der Neut leerden we naamvallen en jaartallen. Taal en geschiedenis waren toen al mijn lievelingsvakken. En hij las ons voor uit ‘Het slot op den Hoef” van C.Joh.Kieviet, of een ander spannend boek.

Met kerst had ik dat jaar een prachtig rapport, allemaal achten.

Van die tijd herinner ik me ook nog dat Jopie van Vliet me zomaar een zoen gaf. En als je Plona Kruijne vroeg “Wat word jij later?” zei ze steevast: “Boerin, want Eppo wordt boer.” Ze had gelijk. Ik wilde graag boer worden, want mijn overgrootvader Pieter Luurts Harkema was eertijds ook boer geweest en koopman in zaden.

Later heb ik me trachten te herinneren wie er in onze klas zaten - klas vier 1943. Ik telde 19 namen en schreef ze op:

 

Jan van de Rest, Henk Metz, Flip van Oeveren, Nico Verhoeven, Henk Marquart, Geo Ornstein, Jan van der Knaap, Kees van Mourik, Anne – Stam. Bij hem schreef ik: "Hij had een hese stem, heel blond haar en kwam uit de polder". Frans van Pelt, Anderina de Wit, Plona Kruijne, Hanke Hogendoorn, Jopie van Vliet, Tilly Teeuwen. Aan haar  heb ik het meest gedacht. Tilly Teeuwen, haar naam komt terug. Nee, niet daarom. Niesje van der Gaag, Ada Knoppe, Jannie de Graaf, Joke van der Dussen. Ik vraag me af wie ik vergeten ben.

 

Tilly Teeuwen overleed een jaar daarna. De klas was er bij, toen ze op Oud-Kralingen begraven werd. ik herinner me alles. Haar graf kon ik de laatste keer, dat ik over de begraafplaats liep, niet meer vinden."

 

Oud Verlaat

"In juli 1944 kwam ik bij de familie Krijgsman. Janus Krijgsman van de Middelweg had een grote boerderij in Oud Verlaat, gemeente Zevenhuizen, een gemengd bedrijf, maar het land stond onder water. Toen ik er kwam, stond de boerderij op het einde van de dijk, totaal door het water geïsoleerd. Een klein lapje was er over.

De reden dat ik daar was, had te maken met de gebrekkige voedselsituatie in Rotterdam. Ik heb die hele afschuwelijke winter van 1944/45 geen ogenblik honger gehad; integendeel, we aten aardappels, rode peertjes, boterjus. Ja, die smaak van boterjus gaat nooit meer weg, zo lekker is die. We aten van prachtige tarwebroden, die de bakker had gemaakt van ons eigen graan. Het karnen van boter was mijn taak. We maakten kaas. Ik heb ook  het varken geslacht zien worden, een ingrijpende gebeurtenis in mijn nog jonge leven. Heel bijzonder was dat de boerderij een eigen gasvoorziening had. Uit een eigen wel werd brongas opgevangen. In alle vertrekken hadden we licht als de pas aanlegde elektriciteit uitviel.

Aan de gashouder kon je zien wat het weer zou brengen. Bij een hogedrukgebied lag de ketel laag. Het was wel een kunst om aan kousjes, de katoenen pitjes voor de lampen, te komen.

De boerderij had trouwens vele bewoners. De boer, zijn vrouw en zijn drie zonen woonden er. Dan was ik er dus. En Piet Plezier, een veterinair, was de onderduiker. Verder waren er voor een korte tijd twee Franse deserteurs en een econoom. Ik noemde me zelf in die tijd trouwens ook een onderduiker, het maakte me groot en nog meer deel van de familie. Het was objectief een verschrikkelijke tijd, maar niet voor mij.

 

Op dolle dinsdag, 5 september 1944, reed oom Krijgsman niets vermoedend op de fiets naar mijn ouders om te vragen of ik voorlopig niet op de boerderij kon blijven. Maar iedereen in Rotterdam riep maar: "We zijn vrij! Wij zijn vrij!"

Toen oom thuis kwam, riep hij opgewonden: "Haal de radio onder de grond vandaan". Maar op de radio bleef het stil.

Ik ben bij Janus Krijgsman gebleven tot het eind van de oorlog en nog een korte tijd daarna.

 

Eén van de meest emotionele momenten in mijn jonge bestaan was, toen ik getuige was van de wegvoering van de Rotterdamse mannen voor de Arbeitseinsatz, 11 november 1944. Toevallig was ik even thuis om mijn ouders eten te brengen. Ik zag op de terugweg een eindeloze stoet van mannen voortsjokken, met Duitsers op de fiets er naast. Ik wist dat er iets heel ergs aan het gebeuren was. Ik was een gelovig jongetje en heb gebeden. Niemand mocht die dag de stad in of uit. Mijn vader, die als predikant  en als 41-jarige, van de razzia was gevrijwaard, heeft op de typemachine een briefje geschreven dat het mij geoorloofd was de stad te verlaten. Bij het afsluitende cordon riep ik:: "Ich muss nach meine Mutti!" Dat was èn fout Duits èn niet waar. Ze lieten me door. Tot de bevrijding ben ik niet meer thuis geweest.

 

Met de familie Krijgsman heb ik altijd contact gehouden. In mijn studententijd bijvoorbeeld ging ik hen regelmatig helpen bij het werk, bij de korenbouw, alles met de hand en bij het melken van de koeien. Ik heb er leren tractor rijden. Nog steeds word ik door hen uitgenodigd, bij bruiloften en verjaardagen en natuurlijk bij begrafenissen."

 

 

 

 

 

 

Tolle lege

Augustinus doet verslag van zijn innerlijke strijd, die tot zijn bekering leidt, in zijn 'Confessiones' (Belijdenissen).

Hij vertelt hoe hij in de tuin van zijn huis in Milaan zat en een kind steeds maar hoorde zingen: 'Tolle lege, tolle lege' (Neem en lees, neem en lees).

Het was in die dagen een populair kinderspel. Augustinus vat deze woorden echter op als een persoonlijke boodschap van Boven en slaat de bijbel open. Hij leest de woorden van Paulus: “Niet in braspartijen en drinkgelagen, niet in ontucht en losbandigheid, niet in twist en nijd, maar bekleed u met de Heer Jezus Christus en vertroetel het vlees niet langer met zondige begeerten” (Rom. 13,13-14). Enige tijd later treedt hij toe tot de Christelijke Kerk.

 

 

 

 

 

  

 

   Dr. A.B. van Deinse.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Scannen0076

 

Helga en Eppo

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Naar het gymnasium

"De oorlog was voorbij, Nederland moest weer opgebouwd worden en ik ging naar het Erasmiaans Gymnasium. In dat laatste oorlogsjaar was ik nog maar weinig naar school geweest en ik miste de nodige leerdiscipline.

Het eerste jaar werd dan ook een mislukking en ik moest het overdoen. Ja, ik was een vrijgevochten jongen met veel ondeugd. Ik herinner me dat we de aardrijkskundeleraar in de kast hebben opgesloten. Toen de volgende les moest beginnen, wilde de klas maar niet stil worden. Met stemverheffing werd om stilte gemaand. We zagen hoe de kast vervaarlijk heen en weer begon te schudden en we hoorden daaruit allerlei geluiden komen. Uiteindelijk sprong de leraar aardrijkskunde uit de kast. Zijn collega, de leraar Latijn, redde de situatie door met een vreemde grimas wat te lachen.

De school had geweldige leraren, die me door die schooljaren heen gesleept hebben. En daarbij wil ik natuurlijk niet mijn moeder vergeten, die me op gezette tijden hielp en overhoorde. Ik werd president van de 1c sociëteit, onze klassenclub en later hoofdredacteur van 'Tolle Lege', het schoolblad. Nu schrijf ik in het blaadje voor de oud-leerlingen van het Erasmiaans Gymnasium met de naam Tolle Belege. De band met de school heb ik dus behouden. Over de dierbare leraren heb ik later geschreven, ik noem juffrouw De Beer, van wie we toen nauwelijks beseften wat zij als Jodin in de oorlog heeft moeten meemaken en die - zo later bleek - familie had in Oss, en mijnheer Van Deinse, die me aanvankelijk niet zo dierbaar was. Ik heb erover geschreven in Tolle Belege.

 

Van Deinse was naar ik vermoedde niet of nauwelijks gelovig  – niet ongebruikelijk op een openbaar gymnasium. Mijn vader was dat wel. Hij verdiende er zelfs zijn brood mee. Op ouderavonden voer Van Deinse tegen mijn ouders uit. Ze voelden er meer, dieper ongenoegen door dan door de matige prestaties van hun zoon.

Nee, de verstandhouding Van Deinse – Van Veldhuizen was geen hartelijke.

Bij zijn afscheid eind 1950 bood ik hem in de klas namens ons  een aantal mooie, oude boeken over zijn vak aan. Van Deinse was er verlegen mee. “Hoe kom je daar aan, Van Veldhuizen?”, vroeg hij. Ik zei dat m’n vader ze gegeven had. Van Deinse zweeg.

In 1952 vierden we het lustrum van de C-Sociëteit, sinds 1c onze klassenclub die al die schooljaren en de scheiding in alpha en bèta overleefd had. We hadden, dankzij Kees van Wijk,  in de Oranjeboombrouwerij, een tentoonstelling en een receptie - en een feest na - georganiseerd.

De oud-leraar Van Deinse was ook uitgenodigd. En hij kwam. Ik was bezig bij een tafel, toen hij opeens voor me stond. Buiten een schoollokaal en buiten schooltijd hadden we elkaar nog nooit ontmoet. Hij stak zijn hand uit. Hij had nog nooit een hand gegeven. Hij keek me aan, slikte eens, schraapte z’n keel. Bruusk, rasperig kwam het er toen opeens uit: “Dag… Eppo.”

Dat had hij nog nooit gezegd. Voornamen gebruikte hij bij jongens niet. Een heel bijzonder lustrum kreeg er een bijzondere ervaring bij.

Niet zo heel lang daarna kwam mijn vader met een girootje bij me. Het was een royale gift voor zijn werk in Rotterdams armste wijk: Crooswijk. Het was een gift van dr. A.B. van Deinse."

 

Student in Leiden

"Mijn broer Adriaan vroeg ik of ik nu zoals hij ook theologie moest gaan studeren. Mijn hele familie zat immers vol met theologen en dominees.

"Nee, dat hoefde niet", zei Adriaan.

Adriaan werd zelf later ook geen dominee. Hij werd later tot lid van de Eerste Kamer gekozen. Mijn broer Egbert is de enige in ons gezin, die in de voetsporen van mijn vader dominee is geworden.

Maar wat dan? Ik koos voor rechten. Waarom? Omdat iedereen die niet wist wat hij moest studeren, rechten deed. Bijna al mijn vrienden gingen rechten studeren. Ik kon niet achterblijven. Ik was de eerste niet theoloog in de familie. Adriaan en ik hadden samen een kamer in de Da Costastraat, nummer 54, in Leiden.

Ik werd lid van het Leids Studentencorps. Ja, ik ben ontgroend, werd dus kaal geschoren en deed mee aan de oude mores. Dat kaal scheren is inmiddels al lang afgeschaft.

Wat ik in Leiden ook leerde, was vriendschap. We hadden een goede jaarclub van zo'n 15 jongens. Heiko Geertsema was een van mijn vrienden. Hij heeft me later in dienst meer brieven geschreven dan wie ook.

We zongen ook veel en als we tegenwoordig bij elkaar komen, zingen we de oude liederen van onze jaarclub nog steeds,. De rechtenstudie als zodanig vond ik eerst maar matig interessant. We kregen Romeins recht, dat - denk ik - met zijn Latijnse teksten tegenwoordig zo niet meer gedoceerd zal worden. Ik had grote belangstelling voor het oud- vaderlands recht. Geschiedenis heeft me altijd geboeid. Ik had die tijd een vriendinnetje, dat sociologie studeerde. Als ik haar studieboeken zag, werd ik jaloers. Het ene boek leek me nog interessanter dan het andere. Mijn keuzevakken werden sociologie bij van Heek en criminologie bij professor Nagel, die gedichten en essays (Volg het spoor terug) publiceerde onder de naam J.B. Charles."

 

PvdA

"Mijn vader was lid van de Christelijk Historische Unie (CHU) en toen hij in 1963, 60 jaar oud, overleed, ben ik lid geworden. In Leiden stemde ik overigens al PvdA. Toen de ARP en de KVP aan dat roemruchte kabinet Den Uyl (1973-1977) meededen, nam ik het de CHU zeer kwalijk dat zij aan die samenwerking weigerde mee te doen. Christenen die niet met de sociaaldemocraten in zee wilden gaan, dat werd me te gortig. En zo kwam ik dus bij de PvdA terecht."

 

Intermezzo

"Tijdens mijn studie heb ik mijn dienst vervuld. Ik was officier, batterij-commandant lichte luchtdoelartillerie op de vliegbasis Volkel. Het was een goede tijd, waaraan ik plezierige herinneringen heb overgehouden.

Daarna wilde ik niet direct naar Leiden terug. Het verschil was te groot. Ik ging varen op het m.s. Alhena. De reis voerde van Rotterdam via Las Palmas naar Recife, Rio de Janeiro, Montevideo (Uruquay), Buenos Aires (Argentinië) en toen weer terug over Hamburg en Bremen naar Rotterdam. Het was drie maanden werken van 's morgens vroeg tot 's avonds laat en één dag vrij. Aan de wal was er meer vrije tijd.

De wereld ging in meer dan één opzicht voor me open. Ik leerde zogezegd de zelfkant van de zeevarende natie kennen. De bemanning van de civiele dienst - kombuis, pantry - daar werkte ik -, bakkerij, wasserij, bar, salon, enz. - bestond uit mannen, die soms oude beroepen vaarwel hadden gezegd. Enkelen waren homoseksueel. Naar de hoeren ging bijna iedereen. Het was voor mij allemaal onbekend. Als we in een haven lagen, snelden zij naar de kroegen en de bestemde huizen. Ik kocht een treinkaartje en verkende het land. Ik heb daardoor interessante mensen leren kennen. De mannen aan boord geloofden niet dat ik nog maagd was, maar later koesterden ze het. Toen ik toch een keer in een bordeel terecht kwam, hebben ze me als één man beschermd, want ze wilden niet dat ik mijn maagdelijkheid door hun toedoen zou verliezen."

 

Freiburg

"Professor Willem Hendrik Nagel, die ik al noemde, bood me na mijn studie een baan in Freiburg aan. Ik werd gastassistent internationaal strafrecht bij professor Hans-Heinrich Jescheck. Het was Duitsland na de oorlog, een gedeeld land met die gruwelijke  geschiedenis. In 1949 werd de DDR opgericht. Met het communisme moesten we ons auseinandersetzen, zo heette dat in die tijd. Strafrecht was toen in Duitsland ook rechtsfilosofie. Ik realiseerde me dat mijn grootmoeder Harkema-Schoneboom eveneens uit Duitsland kwam en ik herinnerde me hoe mijn vader en moeder samen aan tafel Goethe en Schiller citeerden. Het oude Duitsland was een cultuurland. Ik heb wel eens gezegd dat Duitsland door dat jaar het tweede vaderland voor mij werd, inclusief de erfenissen. Ik heb er Helga Gärtner leren kennen. Met haar ben ik teruggegaan naar Rotterdam We trouwden in de Pauluskerk. De dienst werd in twee talen gehouden, verzorgd door mijn vader en door Adriaan voor de Duitse gasten. De Pauluskerk is later bekend geworden door het werk voor verslaafden van Ds. Visser en is onlangs gesloopt."

 

 

 

 

 

Siebenbürger Sachsen

Koning Geza II van Hongarije (1141-1162) riep Saksen, Franken, Lotharingers en Vlamingen op naar de  landen aan de oostgrens van zijn rijk te komen, het gebied dat Transsylvanië genoemd wordt.  Het was vruchtbaar en rijk aan mogelijkheden.

Kom naar het land vol melk, honing en vlees,' riep hij de West-Europeanen toe.

Zijn bedoeling was niet moeilijk te raden.

Hij vreesde de oprukkende Aziatische volkeren en wilde een buffer.

Vele West-Europeanen gaven gevolg aan zijn oproep en vertrokken naar het nieuwe land.

Ze bouwden er dorpen en steden.

 Toen de Mongolen in 1241-1242 Hongarije binnenvielen, werden vele daarvan ook weer verwoest.

Na het vertrek van de Mongolen werden de nederzettingen echter weer opgebouwd en ontstonden er zeven 'versterkte' steden, Siebenburg. De steden droegen vroeger een Duitse naam, maar dat is veranderd. Kronstadt heet nu Brasov en Hermannstadt  werd Sibiu. Sibiu is een prachtige monumentale stad die in 2007 tot de culturele hoofdstad van Europa is uitgeroepen.

 

 

 

Voor mijn vrouw

 

Mutti

 

Mijn moeder drieënnegentig geworden

is ver van mij vandaan

een vreemd steriele witte kamer

verwart haar geest – besef van

ziekenhuis en eind van kracht

dringt moeizaam door.

 

Zo groot als afstand is, zo heel nabij

ben ik bij haar, daar bij haar staan

en even maar een hand, een kus

op haar zo mooie en vertrouwd gezicht.

 

Dan gloeit een lampje van herkenning aan

en door de witte kilte komt het oude licht

van al die jaren moeder zijn

haar land, mijn land – zeshonderd kilometer

ze scheiden ons en niet

van liefdevol verbonden zijn.

 

Eppo van Veldhuizen

 

 

 

 

Helga Gärtner

De geschiedenis is vol met verhalen die we vaak niet kennen. De moeder van Helga kwam uit Kronstadt, de Duitse benaming van het tegenwoordige Brasov in Roemenië. Haar ouders behoorden tot de Siebenbürger Sachsen. De moeder van Helga is al in 1940 naar Duitsland gegaan. Zij merkte dat de Duitstaligen uit Roemenië door Hitler voorbeschikt waren de veroverde Oostelijke gebieden te besiedeln.  Zij wilde zich daarvoor niet lenen. Ze reisde helemaal alleen naar Berlijn, een moedige daad in een turbulente tijd. Ze mocht in Duitsland te blijven. Ze kwam uiteindelijk terecht in Sankt Peter, een schitterend dorp in het Zwarte Woud niet ver van Freiburg, waar Helga geboren is.  Mutti is in 2006 in Freiburg overleden.

Met de Duitstaligen in Roemenie is het tegenwoordig droevig gesteld.

90% van de 300.000, die er voor de oorlog woonden, is weg. De kleine gemeenschap die over gebleven is, heeft vooral onder Ceaucescu zware tijden gekend. Na deportaties van de vrouwen naar Rusland en  de incidentele, moeilijke en kostbare emigratie en de bijkans totale, massale uittocht na het verdwijnen van de dictator Ceaucescu bleven er nog zo'n 15.000 over.

Mijn vrouw en ik hebben samen met oud-inwoners, nakomelingen en een paar belangstellenden Siebenbürgen bezocht, op zoek naar sporen van de voorouders. Een van de mooiste ervaringen maken we dan mee in Homorod, (voorheen Hammrude), een klein dorp met een kleine kerk. Ik heb onze ervaring in Vox Humana (het blad van de Harmonium Vereniging Nederland) beschreven."

 

Een wonderschoon kerkje, houtwerk, banken, teer, wat wazig, maar prachtig beschilderd. Een apart boerenbont. En ook hier een burcht om de kerk heen. Elders zijn die veel groter, beroemder, schutplaatsen eeuwenlang tegen vooral Turkse invallen. Veel kerkjes zijn gerestaureerd, redelijk onderhouden. Andere niet. Maar wat leeft er nog in?

Hammrude, Homorod. De man die over het kerkje gaat, wordt opgespoord. Dominee en koster zijn er al lang niet meer. Herr Thomeck verschijnt. Op de fiets, moeizaam, oud, maar vitaal toch en bijzonder. Hij spreekt ons toe. Hij zegt niet zomaar wat. Hij spreekt. Een korte, indringende rede. Met vaste stem. Duits, mét het Saksische dialect zijn moedertaal. Verzorgd, met een rollende r, een doffe a en een naar de Oostenrijkse ei zwemende ei.

Herr Thomeck is, zegt hij, blij die taal tegen ons te kunnen spreken. Dit godshuis, zegt hij, is ook blij. 86 is hij en op twee na de jongste. Met 700 waren ze, eens, hier in Hammrude. Nu, in Homorod zijn ze met z'n zeventienen.' U denkt daar in Duitsland aan de oude Heimat. Wij denken er hier aan. Ze is er niet meer. Daar noch hier. We zijn vreemden in wat vertrouwd en eigen was. Deze kerk ziet ons niet veel meer samen. Het orgel klinkt niet meer'. Hij houdt even op en kijkt naar het mooie orgeltje recht boven het altaar: 'Is er hier misschien iemand die erop spelen kan?'

Er was niemand. Toen heb ik m'n hand maar opgestoken. Herr Thomeck wees mijn vrouw en mij de trap en waar de stekker in het stopcontact moest. Ik zag de stroom blauw flitsen. Er ging een zucht door het orgel. Koraalmuziek was er niet, alleen een liedboek. Het was een eenvoudig instrument, één klavier. Pedaal? Ik weet het niet meer – ik had dat toch niet kunnen bespelen. M'n vrouw zocht in het liedboek 'Grosser Gott, wir loben dich' op en ik speelde naar eigen, ongehoorde en hoogst eenvoudige harmonisatie. Een wondermooie, gave, simpele klankenschat gaf het orgeltje prijs. Het kerkje werd weer even kerk. Het hoorde zijn stem. Het leefde. Mensen beneden herkenden en stemden in. De reisgroep werd gemeente en zong. Een bijzondere ervaring beneden en zeker boven. Nog een lied. En toen, het slot van breekbaar, aarzelend spel van deze eerste - en eenmalige - organist, het lied dat voor de prinsen Claus en Bernhard in Delft zo schitterend klonk. ' So nimm denn meine Hände...bis  an mein Lebens Ende...und ewiglich.' Het klonk nu hier. Het omhulde ons: 'Neem Heer mijn beide handen.' Het wordt in Duitsland vooral bij trouwerijen gezongen. Maar daar in Homorod was het ook op z'n plaats. Het heeft Herr Thomeck verkwikt en gesterkt. Hij was er dankbaar voor en wij ook.

 

 

 

 

 

 

Gemeentewapens

In de eetkamer hangt nog steeds een oude kaart van de gemeente Fijnaart en Heijningen naast die van Oss, en de gemeentewapens van de vier gemeenten hangen in glas voor het raam.

 

fynaart

 

Fijnaart

 

wapen%20dronten_234x126

 

Dronten

 

oss

 

Oss, oud en nieuw

 

Scannen0069

 

De intocht in Fijnaart, 5 juni 1965

Helga, Onno, Eppo

 

 

 

 

Burgemeesterschap

"Na Freiburg was ik vijf jaar als personeels- en voorlichtingsfunctionaris van de SHV in Rotterdam werkzaam. Maar wilde ik dat blijven? Het beste advies dat ik ooit heb gehad, was om burgemeester te worden. In 1965 werd ik tot burgemeester van Fijnaart en Heijningen benoemd en ik was met mijn 31 jaar toen even de jongste burgemeester van Nederland.

De gemeente Fijnaart en Heijningen bestond uit die twee hoofddorpen en twee kleinere, die in 1997 opgegaan zijn in de gemeente Moerdijk.

Al vanaf het eerste ogenblik dat ik tot burgemeester benoemd was, wist ik dat het beroep mij als het ware op het lijf geschreven was. Mijn vrouw zei me dat ik niet tegelijk Fugger en Rilke kon zijn. Fugger was de naam van een Duits handels- en bankiersgeslacht, dat in de 15e eeuw een enorme rijkdom wist te vergaren en Rilke kennen we als groot poëet, die leefde van 1875 tot 1926. Ze heeft gelijk. En toch ben je als burgemeester een beetje Fugger en Rilke tegelijk. Beide kanten van het beroep hebben me aangesproken.

Om met het zakelijke te beginnen. Toen ik in Fijnaart en Heijningen kwam, was dat een straatarme gemeente. Er was een groot structureel begrotingstekort. Bovendien had de gemeente een enorm bedrag geleend ten behoeve van de ontwikkeling van een industrieterrein (40 ha.) tegen een relatief lage rente, maar al met al was dat wel een schuldenlast. We hebben zo snel als dat maar enigszins kon, het terrein uitgegeven. Er kwam toen geld binnen dat we tegen een veel hogere rente hebben uitgezet. Dat was dus geld verdienen! En vervolgens heb je twee mogelijkheden: je neemt deze inkomsten in je begroting op of je doet dat niet. Wij hebben deze rente-inkomsten als incidenteel aangemerkt - wat ze ook feitelijk waren - en hebben die niet in de begroting opgenomen. Op die manier bleven we een armlastige gemeente en konden de status van artikel12-gemeente aanvragen. Op dat ogenblik gaat weliswaar het Rijk zich met je bemoeien, maar daar tegenover staat dat de geldstromen binnen komen. Die bemoeienis van het Rijk vond ik geen bezwaar. De besluiten die je neemt, moeten verdedigbaar zijn tegen wie dan ook. De provincie was het trouwens volstrekt met ons eens dat de tussentijdse rentewinsten als incidenteel beschouwd moesten worden. Toen ik Fijnaart en Heijningen verliet - in 1972 - was de financiële situatie van de gemeente aanmerkelijk verbeterd. Er was een overdekt zwembadje en een dorpshuis annex sportzaal in aanbouw. Als burgemeester moet je knokken voor de belangen van je gemeente. Natuurlijk lukt niet alles van wat je wilt, maar je kunt ook successen behalen." 

 

De burgemeester als burgervader

"Een burgemeester is, zo typeert men wel, zowel magistraat, ambassadeur, manager als burgervader. Die laatste functie blijkt zelfs in heel grote gemeenten heel aansprekend te zijn. Altijd, maar zeker in moeilijke tijden, moet een burgemeester er zijn voor de mensen van zijn gemeente. Nog voordat ik als burgemeester in Fijnaart en Heijningen was geïnstalleerd, heb ik met mijn vrouw de ouders bezocht van een zesjarig meisje dat voor hun ogen was verdronken. Het was een aangrijpend bezoek, dat me nog steeds voor ogen staat. Wat zeg je in zo'n situatie? Je kunt eigenlijk niet zo veel. En toch wordt je bezoek erg op prijs gesteld. En als je dan weer vertrekt, ben je aangeslagen, maar ook verrijkt. Dit was het begin, maar ook later heb ik dat steeds weer gedaan, hoe moeilijk het ook was. Ja, volgens mij is dat een van de belangrijkste aspecten van het burgemeesterschap: uitdrukking geven aan het gemeenschapsgevoel en het medeleven met de ander. In een gemeente draait het om mensen - en nergens anders om!"

 

 

 

 

 

Dronterlied

 

Dronten in Flevoland

Biddinghuizen, Swifterbant.
Uit heel het land vandaan
zocht men hier een nieuw bestaan.
Bouwland, wei, bos en strand
voor boer en recreant.
Dronten in Flevoland,
meerpaal in het nieuwe land.

Dronten in Flevoland,
Biddinghuizen, Swifterbant.
Hier is mijn nieuwe stee
op de bodem van de zee.
Soms ben je hier alleen
met ruimte om je heen.
Dronten in Flevoland
bouwen aan een nieuwe band.

Dronten in Flevoland
Biddinghuizen, Swifterbant.
Waar storm wordt tot orkaan
torenhoog de silo's gaan.
Waar langs de wijde lucht
gedacht' en vogel vlucht.
Dronten in Flevoland
polderhuis langs bomenrand.

 

Eppo van Veldhuizen

 

Het Dronterlied is te vinden op de website van de gemeente Dronten.

 

 

Scannen0070

 

Koningin Juliana en president Kekkonen arriveren bij de Meerpaal, 26 oktober 1972.

Dronten had een ambtslint in plaats van een keten.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

vlag_170x114

 

P1010022

 

 

 

 

 

 

 

Logeerkamer

 

Gij die in vreemde huizen slaapt

let op de adem van de muren

en hoe het dakraam klag'lijk gaapt

als ge ontwaakt tijdens de kleine uren.

 

Eppo van Veldhuizen

 

 

 

 

Dronten

"In 1962 werden in wat nu Dronten heet, de eerste huizen gebouwd. Toen ik 1972 de eerste burgemeester van Dronten werd, woonden er 13.000 mensen. Vele huizen waren uniform en gebouwd in een patroon van rechthoekige straten. Het waren voor die tijd prima huizen, waar de mensen naar volle tevredenheid woonden. De gemiddelde leeftijd van de bewoners was 23 jaar.

Dronten lag in nieuw land en moest nog worden opgebouwd.

Minister Geertsema vroeg mij bij het sollicitatiegesprek wat ik als burgemeester in Dronten zou gaan doen. Ik antwoordde zoiets als van het bouwen van huizen en het aantrekken van industrie. Hij zei met zijn specifieke stemgeluid: "Dat moet u allemaal doen, maar het belangrijkste is dat u van Dronten een gemeente maakt."

Hij had gelijk. Dronten bestond uit mensen die overal vandaan kwamen en nog geen geschiedenis met elkaar hadden. Als mensen met elkaar geen oude binding hebben, hoe snel kunnen ze zich dan niet verloren voelen en verlangen naar de plaats waar ze vandaan zijn gekomen. Ja, er was in die begintijd bij sommige bewoners een knagend gevoel van heimwee. Men voelde zich in het nieuwe land nog niet thuis. Ze spraken ook van polderblindheid. Het landschap had te weinig oriëntatiepunten.

Het was in de ogen van het gemeentebestuur belangrijk om Dronten en ook de beide andere dorpen van de gemeente Swifterbant en Biddinghuizen, een herkenning te geven, een eigen identiteit, waarmee de bewoners zich zouden kunnen vereenzelvigen. We hebben dat op verschillende manieren gedaan. Toen ik aantrad, was de Meerpaal al gebouwd, een uniek centrum ontworpen door architect Van Klingeren. De Meerpaal was in de visie van Van Klingeren een agora, waarin allerlei activiteiten tegelijkertijd zouden kunnen plaatsvinden en waar iedereen elkaar zou kunnen ontmoeten. Dit concept werkte in de praktijk niet altijd even goed, maar wel bij de grote evenementen. Ik noem de oecumenische kerkdiensten, de intocht van sinterklaas en de viering van de gemééntelijke verjaardag: 3 januari. Sommige televisie-uitzendingen vonden plaats vanuit De Meerpaal en zetten Dronten als het ware op de kaart. De PPR werd officieel in de Meerpaal opgericht,  op 27 april 1968, een nieuwe partij in nieuw land. Koningin Juliana en President Kekkonen van Finland - een zeer aimabele man - brachten op 26 oktober 1972 een bezoek aan Dronten en dus ook aan de volop functionerende Meerpaal. Ook koningin Sylvia en koning Carl XVI Gustaaf uit Zweden vereerden Dronten met een bezoek, samen met koningin Juliana, een geestige en beminnelijke vrouw, in december 1976. We hebben voor hen een lied gezongen, ja, ik had de tekst geschreven."

 

Op de wijze van "Ik heb een tante en een oom" van Annie M.G. Schmidt

 

Dag beste Koning, Koningin,

we zetten nu ons feestlied in

voor uw bezoek hier heden.

Uw land heeft meren bij de vleet,

maar geen gebouw dat Meerpaal heet.

Lang leve Dronten en Zweden!

 

Hij haalt een doos te voorschijn met allerlei papieren en krantenknipsels uit de Drontense periode en toont mij verslagen van de Koninklijke bezoeken. En dan ontdek ik een rapportage in De Flevolander van dinsdag 11 januari 1972, waarin verslag gedaan wordt van de installatie van de nieuwe burgemeester. Er was een grandioze sportshow georganiseerd in de Meerpaal. 3000 mensen waren komen opdagen om de nieuwe burgemeester te verwelkomen.

De nieuwe burgemeester verzucht: "Dit heeft me eerlijk gezegd een beetje overrompeld".

"Ja", zo concludeert de krant: "De organisatoren waren na afloop zeer content".

En wat ook in de doos zit is een meisjesportret. "Ja", zegt hij, "dat heb ik bij mijn afscheid van een meisje gekregen. Ik weet haar naam nog: Nicoletje Hop. Ze was dezelfde dag als ik jarig, 16 juni."

 

Huisstijl

Als gemeentebestuur hebben we er dus alles aan gedaan om de gemeente herkenbaar te maken. We hebben een eigen vlag en een wapen gekregen, een totale eigen huisstijl - in de tijd dat dat voor gemeenten nog geheel nieuw was -, en een eigen lied. We waren erop gespitst om werkgelegenheid naar Dronten toe te halen. Orfa Visser was de eerste: een forceerbedrijf, werk voor 25 man.

Ook noem ik Casterman, de uitgever van Kuifje, die voor zijn bedrijf een stuk grond zocht. Hij kwam bij ons en vroeg voordat de deal rond was, of wij ook nog een goede architect kenden. "Laten we die man nu in huis hebben", zeiden we enthousiast. De architect had zijn bureau - weliswaar tijdelijk - in ons gemeentehuis - ja, dat ging in zo'n opbouwgemeente. Hij kreeg van de heer Casterman een mooie opdracht. De heer Casterman bouwde in Dronten. En wat waren we gelukkig toen later Kuifje in Dronten werd gepresenteerd. Uniek!

Ten gelegenheid van de gemeentewording  kregen alle gezinshoofden van de Rijksdienst IJsselmeerpolders, de grote ontwikkelaar, een boekwerk van maar liefst 190 bladzijden, waarin de geschiedenis van dat stukje grond, waar ze nu woonden, werd beschreven, verluchtigd met foto's. Dronten werd 1 januari 1972 gemeente en is genoemd naar het oude poldergebied Dronthen dat ten westen van Kampen lag.

 

Ruimte voor groei, waar bouwen we onze woningen?

"Ja, we moesten huizen bouwen. De nieuwe gemeente bestond vooral uit veel jonge mensen, jonge ouders en kinderen. Maar dat zou veranderen. De scholen bijvoorbeeld zouden bij het ouder worden van de bevolking leeg komen te staan. Per jaar streefden we ernaar om 310 huizen te bouwen. Dat wil dus zeggen dat de gemeente elk jaar aan zo'n 1000 mensen meer huisvesting zou bieden. De scholen zouden blijven bestaan en de winkelstand zou erdoor floreren. De gemeenteraad ging na een intensief inspraakproces unaniem akkoord.

 

 In Fijnaart en Heijningen hadden we een prachtig huis. In Dronten hadden we ook een mooi huis, maar, zo vonden Fijnaartse bezoekers, het was minder vergeleken bij wat we hadden gekend. We hadden in Dronten - hoewel onze buurt toch de Goudkust werd genoemd - geen badkamer, geen c.v., geen garage en een niet zo grote tuin. We hebben later in Dronten zelf een huis gebouwd. Het is het huis, dat we altijd nog zeer dierbaar vinden, vooral mijn vrouw. Hoe prachtig is het om een huis te bouwen, precies zoals je zelf denkt dat het moet! Onze zoon, elf jaar oud, heeft nog de eerste steen gelegd. Hij wilde dat eerst niet, maar wij zeiden: "Doe het toch maar". Achter ons nieuwe huis was een bos aangeplant, dat sinds mijn afscheid het Van Veldhuizenbos heet."

 

 

 

 

 

Het imago van Oss

Het imago van Oss als centrum van criminaliteit dateert uit de jaren voor de tweede wereldoorlog. In de dertiger jaren wordt het stadje overspoeld door een golf van criminaliteit en wordt er gesproken van de Osse bende.

Professor Nagel  schreef in 1949 zijn proefschrift over de criminaliteit van Oss en maakte later - om precies te zijn: bij mijn installatie als burgermeester - duidelijk dat Oss niet crimineler is dan welke andere Nederlandse stad dan ook.

De marechaussee was in de dertiger jaren met harde hand en met groot succes tegen de misdaad opgetreden, maar op last van minister Goseling van de  Rooms-Katholieke Staatspartij werd de marechaussee van twee nieuwe zaken afgehaald, een tegen een pastoor, die van onzedelijk gedrag werd beschuldigd en een tegen een van fraude beschuldigde ondernemer.

Baron Speyart van Woerden en minister Goseling werden er vervolgens van beschuldigd dat zij deze Osse misstanden in de doofpot wilden stoppen. Dit leidde tot de val van het vierde kabinet Colijn (1939).

 

Jurgens en Van den Berg

Anton Jurgens en Samuel van den Berg waren elkaars concurrenten, maar dat weerhield hen niet om elkaar regelmatig op te zoeken.

Jurgens hoorde in 1871 van een toverformule, die de roomboter zou kunnen vervangen, een Franse uitvinding. Napoleon III had een prijsvraag uitgeschreven voor de ontwikkeling van een goedkoop botersubstituut ten behoeve van de groeiende arbeidersbevolking.

Hippolyte Mège-Mouriés, zoon van een onderwijzer, introduceerde toen de margarine.

Hij verkocht zijn patent in 1871 aan Anton Jurgens voor 60.000 Franse francs.

Jurgens liet Van den Berg de margarine proeven. "Wat vind je ervan?"

Van den Berg: "Het smekt als butter, maar het is geen butter."

Van de Bergs ondernemingszin was geprikkeld. Hij stuurde onmiddellijk zijn zoon Jacob naar Londen, waar de uitvinder van het begerenswaardige goedje, Mège-Mouriés, verbleef. Deze liet zich overhalen om de formule ook aan Van den Berg te geven.

 

Een andere pikanterie van de beide heren was het volgende voorval. Oss moest een verbinding krijgen met de Maas. De plannen lagen op tafel van de gemeenteraad. Jurgens, die in de gemeenteraad zat, ontdekte dat het kanaal zou uitkomen bij het bedrijf van Van den Berg en wist de raad zo te bewegen dat dit plan werd afgestemd.

Jurgens en Van den Berg zijn later naar Rotterdam gegaan, fuseerden tot de Margarine-unie en vormden toen met de gebroeders Lever de Unilever.

 

Bij het veel te jong overlijden van een medewerker

 

Het blad is voor de herfsttijd losgeraakt

en groen en zwaar van leven nog gevallen

daar ligt het aan de kant - opeens

zie, hoe een lang vergaan, verdord, vergeten blad

op vleugelen naar boven vliegt

licht in de wind - de hemel tegemoet.

 

Eppo van Veldhuizen

 

(herdrukt in Een vers lag in de rede, Mr. E.P. van Veldhuizen. burgemeester van Oss 1980-1996, Uitgave van de Gemeente Oss, 12 juni 1996)

 

 

 

Scannen0010

 

12½ jaar burgemeester van Oss, 1993

Eppo en Helga van Veldhuizen

Karin en Onno van Veldhuizen

 

 

 

 

Jan Marijnissen

 

Hij was, naar ik eens las, metaalarbeider

maar zeker eens zo werkzaam als gestaalde leider.

 

Of ik hem mijn metaal zou toevertrouwen?

Het antwoord op die vraag wil ik nog voor me houden.

 

Maar zou ik ooit een nieuwe lijst willen ontdekken

wat niet zo is - hij mocht 'm met genoegen voor me trekken.

 

Bij het afscheid van Jan Marijnissen uit de gemeenteraad, 27 mei 1993.

(herdrukt in Een vers lag in de rede, Mr. E.P. van Veldhuizen. burgemeester van Oss 1980-1996, Uitgave van de Gemeente Oss, 12 juni 1996)

 

 

 

Oss

"In 1980 ben ik benoemd tot burgemeester van Oss. Hans Wiegel, toen minister van Binnenlandse Zaken, benaderde me. Dronten en Oss is een verschil van dag en nacht, hoewel de overeenkomsten tussen gemeenten altijd groter blijken dan de verschillen.

De verschillen tussen Dronten en Oss zijn niet moeilijk te benoemen. Dronten was een nieuwe gemeente met veel ruimte, zonder enige geschiedenis, zonder erfelijke ballast of wat dan ook. Oss daarentegen had een lange en rijke en ook moeilijke historie en geen ruimte.

In de negentiende  en twintigste eeuw was Oss in snel tempo van een kleine stad in boerenland uitgegroeid tot een indrukwekkende industriestad. Veel boeren waren naar het opkomende stadje getrokken in de hoop dat zij daar een nieuw en beter bestaan zouden kunnen opbouwen.

Daarnaast was er een rijke groep ondernemers, die - zo moge blijken uit de geschiedenis - de grondslag hebben gelegd voor - ook voor Nederland -  belangrijke bedrijven. Tussen haakjes: de groei van Oss had alles te maken met de aanleg van de spoorlijn Den Bosch-Nijmegen. Over de aansluiting met het water is in de loop van de tijd veel gesproken, maar die werd pas veel later gerealiseerd. In 1968 werden het Burgemeester Delenkanaal en de latere Jansenhaven, vernoemd naar de twee  voorgaande burgemeesters, door Prins Bernhard geopend. In 1993 opende minister May-Weggen de later zo genoemde Van Veldhuizenhaven.

 

Ik heb me vaak opgewonden over het negatieve imago van Oss. Het heeft niets met de huidige bewoners van de stad te maken. Het zijn verhalen uit de oude doos. Ja, ik heb me er tegen gekeerd als de kritiek de perken te buiten ging. Ik dacht: er moet toch iemand voor de Ossenaren opkomen. Ik heb ook voor Oss een lied geschreven. Het luidt zo:

 

Waar de oude, grote kerk staat, Boschpoort, Torenstraat,

waar al met de geest van Jurgens, die der fraters gaat;

op de Heuvel en het Walplein, langs de Herschepad.

In de Ruwaard en op Ussen, daar is Oss mijn stad.

 

Waar Jan Cunen staat te wenken naar de Lievekamp,

waar Jan Tompe loopt te denken, hoe uit stoom en damp

zoveel huizen zijn verrezen, waar hij zelf niets had.

Blik-, tapijt-, pharma-fabrieken, daar is Oss mijn stad.

 

Waar je met de Osse Polder ook de Hei omringt,

waar de K.- V.- A.- muziek en die van Hartog klinkt,

zing je met de Osse koren, zing je zachtjes dat,

hier in 't Maasland rond de toren, hier is Oss mijn stad.

 

Waar de dijk Macharen, Megen loopt naar Ravenstein

licht de Maas - op donk're wegen Berghems wagensschijn

Herperduin en bos - het oude nieuw te saam gevat,

ja, van alles wil je houden: Oss gemeent' en stad.

 

Oss kan trots zijn op zijn verleden. De stad is de bakermat van grote, belangrijke industrieën - ik noem Unilever, AKZO (mede ontstaan uit het Osse Organon), Desso, Bergoss, Ossfloor, Thomassen & Drijver. De stad herbergde de eerste vestiging van Philips buiten Eindhoven. En het is de geboortestad van Jan Marijnissen, maar daarover later."

 

Aan de slag

"Toen ik in Oss kwam, had de stad te maken met een enorme werkloosheid. Als gemeentebestuur behoor je daar alles wat je maar kunt, aan te doen. Oss had een professioneel bestuur. Vier volledige, vakbekwame wethouders, de burgemeester had de portefeuille economisch zaken. Eerste prioriteit was het aantrekken van nieuwe industrie. Aanvankelijk was dat zeer moeilijk, later waren er successen. Diosynth, een zusterbedrijf van Organon dat grondstoffen voor (o.a.) pillen fabriceerde, zocht een locatie van 15 ha. Oss had geen grond. Oss zat ingeklemd tussen zijn nabuurgemeenten. Berghem had wel grond, hoewel daar particulieren op zaten en het gebied geen industriële bestemming had. Na een grenscorrectie hadden we het in twee jaar rond. Het succes dat we boekten, was het gevolg van snel en voortvarend handelen en het uitleggen van de rode loper voor degenen die dat werk meebrachten.

Uit deze gang van zaken was opnieuw duidelijk geworden hoe noodzakelijk een gemeentelijke herindeling was. Niet alleen economisch, maar ook sociaal-cultureel heeft Oss een centrumfunctie voor de regio. De bestuurlijke structuur was achterhaald en maakte een slagvaardig beleid onmogelijk. De gemeentelijke herindeling is er gekomen. Berghem en Megen c.a. (cum annexis) kwamen bij Oss. Het is een proces geweest, waarin heel veel energie is gestoken, maar waarvan we nadien ook veel baat hebben gehad. Ravenstein heeft zich later vrijwillig bij de gemeente Oss aangesloten. Dorpsraden gaven de voormalige gemeenten opnieuw identiteit.

Een ander heet hangijzer is de organisatie van de politie geweest, gemeentepolitie versus regionale politie. Het was een groot discussiepunt. In mijn optiek horen gemeente en politie bij elkaar, niet zozeer om de grote criminaliteit aan te pakken, maar veel meer ten behoeve van het horeca- en verkeersbeleid, en voor het aanpakken van buurtproblematiek en kleine criminaliteit. Nu staat de organisatie opnieuw ter discussie. Naar mijn mening worden er nog steeds te weinig knopen doorgehakt. Denk ook aan het onderwijs en de aanleg van wegen - en iets anders: de manier waarop de burgemeester op zijn stoel komt."

 

Halfslachtig dualisme

"Tijdens mijn hele burgemeesterschap zijn er heftige discussies over de benoemde versus de gekozen burgemeester en zijn positie tegenover de raad geweest. Ik heb daarover gepubliceerd, o.a. in De Gemeenstem en in Binnenlands Bestuur.  Ik was voor de direct gekozen, zware burgemeester naar Zuid-Duits model, dat inmiddels ook in Nordrhein-Westfalen  en de nieuwe Bondslanden wordt beproefd. Met het huidige model - de raad benoemt in feite - kan ik leven.

Het dualisme houdt in dat de gemeenteraad meer als volksvertegenwoordiging functioneert en burgemeester en wethouders controleert. Burgemeester en wethouders zijn in deze optiek het uitvoerend bestuur en nemen de dagelijkse besluiten. Wethouders zijn geen lid van de raad meer. Er is ontvlochten. Het dualisme als stijl van besturen is sinds 7 maart 2002 officieel van kracht.

In 2000 schreef ik daarover in Binnenlands Bestuur onder de kop halfslachtig dualisme enkele kritische kanttekeningen. Ik zag de raad verworden tot een gefrustreerd, hinderlijk praatorgaan en waarschuwde - ik citeer:

 

Voor we het weten worden onze gemeenten slechts door apolitieke wethouders en burgemeesters bestuurd. Niet een verlevendigde, niet een burgers meer aansprekende gemeentepolitiek zal het gevolg zijn, maar een verambtelijkt, beroepsmatig gemeentebestuur."

 

Jan Marijnissen

"Toen ik in de raad kwam, was Jan Marijnissen zeer jong, droeg lange haren, was redelijk wild en niet zo parlementair. We hebben door diepe discussies heen, ook persoonlijk, een tot op heden, goede relatie opgebouwd. Hij stuurt mij zijn boeken. En ik discussieer soms met hem. We zijn het met elkaar volstrekt oneens over Europa.  Het socialisme is toch in de kern een internationale beweging, en ik begrijp niet dat iemand die zich socialist noemt, in een volgens mij benepen nationalistisch standpunt kan blijven steken. Niettemin heb ik groot respect voor de manier waarop hij in Den Haag werkt. Ik vind hem een eerlijke man. 

 

 

 

 

 

 

Scannen0075

 

Bijzonder: Een burgemeester voor z'n portret,

laatste ambtsverrichting ná afscheid,

12 juni 1996, Oss.

Op het portret zien we het Meerpaaltje

uit Dronten, een asbak uit Fijnaart

en het Osse wapen.

 

Scannen0077

 

Prins Alexander en prinses Maxima

in Nieuw-Lekkerland, september 2001.

 

 

 

bourbonportr

 

Louis de Bourbon

 

Pauw

 

Die ergerlijke pruikenbol van Pauw

kreeg ik de kans, ik zou

hem willen kappen, kammen, knippen, strijken,

zodat ik ongestoord zou kunnen kijken

met toegewijde NOVA-trouw.

 

Dat altijd openstaande,. nooit bedaste hemd van Pauw,

ik heb er nog wel twintig liggen en ik wou

hem graag de das omdoen, hem strikken,

zodat ik ongestoord zou kunnen blikken

met toegewijde NOVA-trouw.

 

Maar ach, dat alles is ons niet gegeven,

publieke omroep heel privaat gevuld,

dit knullige bestel duurt nog wel even -

tot er een storing komt, nog a.u.b. geduld.

 

Eppo van Veldhuizen (Oss, 2007)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Scannen0079

 

Voetbal in het Van Veldhuizenbos,

november 1980.

Onno, 2e van links, hurkend achter het kleine jongetje.

Verder staan er een wethouder

en een ambtenaar op de foto.

 

 

Scannen0009

 

Sterre en Mané

 

 

 

 

Na mijn burgemeesterschap

"In mijn burgemeesterschap was ik ook een beetje Fugger, om met dat  gevleugelde woord van mijn vrouw te spreken, maar na mijn afscheid als burgemeester kwamen de Rilke-aspecten meer naar voren. Hoewel - na Oss

ben ik nog waarnemend burgemeester in het Brabantse Goirle en in het

Zuid-Hollandse Nieuw-Lekkerland geweest.  En jarenlang zat ik in de Commissie Bezwaar en Beroep van Gelderland. Als oud-voorzitter van de Consumentenbond participeerde ik in consumentengeschillencommissies.

Het juridische laat me ook nu niet los. Zo ben ik nog steeds verbonden met de Stichting Opleiding  Gemeentejuristen.

 

Ik zet me in voor het Genootschap Nederland-Israël en ben voorzitter van de afdeling Noord-Oost Brabant, die Oss als centrum heeft. Het genootschap probeert de belangstelling voor en de betrokkenheid bij Israël te vergroten. De Joodse families hadden in de geschiedenis van Oss altijd een belangrijk aandeel. In de oorlog zijn ook veel Joden uit Oss weggevoerd. De betrokkenheid bij de staat Israël komt daaruit mede voort.  We weten van de huidige situatie in het Midden-Oosten en spreken tegenwoordig van 'kritische begaanheid'. In de synagoge van Oss, inmiddels een gemeentelijk monument, heeft een dezer dagen een debat plaatsgevonden tussen Harry van Bommel (SP) en Ronny Naftaniel  van het CIDI (Centrum Informatie en Documentatie Israël). Er moet hoe dan ook in Israël-Palestina vrede komen, zestig jaar nadat de Verenigde Naties het land opdeelden.

 

Neve Shalom ~ Wahat al-Salam, Oase van Vrede, is een dorp in Israel, dat ligt tussen Jeruzalem en Tel Aviv.  Het werd in 1970 door pater Bruno Hussar, een intrigerende man, gesticht, die hoopte dat daarmee een Oase van Vrede zou ontstaan, waar Joden en Arabieren met onderling respect vreedzaam zouden kunnen leven en samenleven. Ik ben bestuurslid van de Nederlandse Vriendenstichting, die dit ideaal wil ondersteunen.

 

Bij mijn afscheid als burgemeester kreeg ik een Anbo-lidmaatschap cadeau Als lid van de Anbo, de vereniging voor 50-plussers -  was ik voorzitter van de redactieraad van Anbo-Vizier. Daar leerde ik Wim Rhebergen kennen, wiens mooie interview de volhardende lezer nu leest."

 

Dichten, zingen en spelen, mensen

"Ja, ik sprak over de dichter Rilke. Ik heb mijn hele leven geschreven. Versjes en gedichten gemaakt, artikelen geschreven, vaak van zeer persoonlijke aard. En gezongen. Vroeger achter het harmonium, in Leiden en in de kerk, maar later ook als burgemeester. In Oss heb ik ontdekt dat ik een voorganger als dichter-burgemeester had, Louis de Bourbon. Hij werd in die ongelukkige oorlogstijd 17 mei 1941 burgemeester van Oss, maar nam twee jaar later ontslag toen hij zich realiseerde dat hij een werktuig van het nationaalsocialisme was geworden. in 1999 werd zijn verzet tegen de Duitsers na grondig onderzoek pas goed onderkend en reikte de ambassadeur van Israël postuum de Yad Vashem onderscheiding aan hem uit, 24 jaar na zijn dood. In een brochure, die ik over hem geschreven heb, noem ik hem ondermeer een intens levende dichter, dromer en een goede burgemeester in oorlogstijd. In 1944 dichtte hij:

 

De rook van de vermoorde steden

stijgt uit de graven staag omhoog.

O God, er wordt zooveel geleden

laat wanhoop wijken voor geloof."

 

In de bundel "Een vers lag in de rede", Mr. E.P. van Veldhuizen. burgemeester van Oss 1980-1996, dat bij zijn vertrek als burgermeester door de gemeente 12 juni 1996 werd uitgegeven, ontdekte ik (Wim Rhebergen) een klein juweel van een gedicht, geschreven voor een scheidend raadslid.

 

Weerbarstige, trage grond van besturen,

felle sporen willen laten zien,

scherp en snel voren trekken

voornemens gesmoord in loketten van onmacht

herfsttij nadert, aanstekelijk lachen

stelt scherpte en felheid in verkwikkende schaduw.

 

En nog steeds dicht hij. Op één van de sessies ten behoeve van dit interview kwam hij op de proppen met een prachtig versje over Jeroen Pauw, de coryfee van NOVA.

 

"Ik vind het heerlijk dat ik tegenwoordig veel meer tijd heb voor de dingen die ik graag doe. En ook voor de mensen die ik tegenkom.  Zo ben ik bijvoorbeeld in het kader van Gilde Samenspraak in contact gekomen met een Afghaanse, nu Nederlandse jongeman, student rechten HBO, die regelmatig bij me komt om te horen wat ik van zijn werkstukken vind. Het geeft me plezier en doet me goed. In het Gilde-project  bied ik overigens ook Duitse conversatie aan.

Schrijven, harmonium spelen en besturen - die combinatie zit in mijn voorzitterschap van Harmonium Vereniging Nederland, die zich aandacht voor en behoud van het harmonium ten doel stelt. Voor het blad van de vereniging, Vox Humana, schrijf ik, zoals bijvoorbeeld over onze reis naar Roemenië.

Overigens, mijn vrouw heeft me niet om mijn orgelspel getrouwd. Zodra ik de toetsen van het instrument indruk, vlucht ze weg. Een kleine anekdote: We waren op reis en maakten een stop aan de Duitse Autobahn. Ik ontdekte een Autobahnkerk, ging naar binnen en zag een prachtig orgeltje. Natuurlijk kon ik daar niet van afblijven en ik begon wat te spelen. Na zo'n half uur dacht ik: "Ik moet nu wel  terug, want Helga zal zich wel afvragen waar ik toch blijf!" Eenmaal terug bij Helga vraag ik of zij ook het kerkje gezien heeft. "Ja", zegt ze, "ik ben binnen geweest. Er was niemand, alleen de organist zat op het orgel te spelen." Mijn dag was goed. Ik was voor haar eindelijk de organist geweest."

 

Geloof

"Nee, ik geloof niet meer in de almacht van God, maar wel in de liefde van Christus. De kerken hebben het tegenwoordig moeilijk. Ik ben opgegroeid met de Bijbel. De oude teksten staan in mijn hoofd gegrift. Het zijn mooie teksten, die me inspireren. De kerk heeft alleen toekomst als ze midden in de wereld van die liefde vertelt. Tegenwoordig lees ik ook veel over de Islam. Ik houd regelmatig inleidingen over de Islam, bijvoorbeeld voor de Volksuniversiteit in Geldrop. Het wordt tussen vredeswil en geweld niet gemakkelijker die inleidingen te houden. In een brochure Islam dichterbij heb ik verschillende aspecten van de Islam in onze tijd - naar ik hoop op een evenwichtige manier - beschreven."

 

Sport

"Bijna zou ik de sport vergeten. De zondag in Dronten en Oss miste iets als er niet gevoetbald was, met Onno en een legertje liefhebbers. Op mijn 68ste stopte ik. Nu is tennis mijn wekelijks brood. Sport is meer dan bewegen - het is je leven voelen, expressie. Gelukkig is kijken ook mooi."

 

Familie en gezin

"En tenslotte het belangrijkste: mijn gezin en. familie. Helga en ik hebben één zoon, Onno. Onno is burgemeester van Hoorn. Hij heeft een eigen weblog.

 

Van harte welkom in mijn persoonlijke weblog. Ik ben Onno van Veldhuizen, burgemeester van Hoorn. Op deze plek confronteer ik u graag met zaken die mij tijdens mijn werk opvallen. Het kan gaan om een kleine, alledaagse gebeurtenis, maar ook mijn visie op actueel plaatselijk of landelijk beleid.

Op deze manier kunt u mij wat beter leren kennen.

 

Hij is wat ik al eens schreef: burgemeester auf eigene Art. Zo hoort het ook.

Hij is getrouwd met Karin. Ze hebben twee meisjes: Sterre en Mané. Ik heb wel eens verzucht dat ik een zoontje naast die twee zo lieve en knappe kleindochters wel leuk had gevonden. “Je moet niet ouwehoeren pap”, zegt Onno dan. Hij heeft gelijk!

 

 

CheckStat